`In puinhopen voel ik mij prettig, ergens ander hoor ik niet thuis, zegt Arthur Muttah, de hoofdpersoon in De tranen der acacia s. Toen het boek in 1949 verscheen, herkende een hele generatie zich in dit pessimistische levensgevoel. De eerste grote roman van Willem Frederik Hermans, die opschudding veroorzaakte vanwege het zogenaamde onzedelijke karakter, ging over de naoorlogse actualiteit. Ruim een halve eeuw later is de actualiteit vanzelfsprekend veranderd. Maar de zeggingskracht van de roman is dat geenszins. Want behalve een perfecte demonstratie van Hermans kijk op de wereld is De tranen der acacia s een schitterend en tijdloos portret van een ontwortelde jonge man die niet weet waar hij met zijn jeugd, ambities en onzekerheden heen moet. Op indringende wijze laat Hermans zien hoe Muttah zich door het leven ploegt, in conflict met zijn familie, modderend met zijn minnaressen, eenzaam, lusteloos en wellustig.